Autosport Internationaal Toerwagens • Le Mans

Le Mans SPECIAL: Viper GTS-R

Uitgegeven door Casper Bekking • 28 mei 2010 17:07

LE MANS - Op 12 en 13 juni is het zo ver; de 78e editie van de 24 uren van Le Mans wordt verreden. De legendarische endurancerace heeft groot aanzien in de autosportwereld, en heeft al vele helden voortgebracht. In voorbereiding op dit evenement blikt RaceXpress.com terug op het verleden, door middel van een special over unieke bolides. Ditmaal bespreken we de geschiedenis en de resultaten van de Chrysler Viper GTS-R.


Begin jaren ’90 werd de eerste generatie van de Dodge Viper RT/10s ingezet tijdens GT-races in Noord-Amerika en Europa. Dat was echter zonder al te veel succes. De V10-krachtbron was dan wel sterk maar de auto was niet voldoende ontwikkeld voor de autosport. De teams die met de bolide reden weigerden echter flink te investeren zodat er een fabrieksteam opgezet kon worden. Toch verliep de verkoop van de straatauto’s prima, waarna Dogde in 1995 begon met een nieuw ontwerp van de bolide. Dodge’s eigenaar Chrysler zegde steun toe voor het raceproject, en de Amerikanen begonnen aan de ontwikkeling van een bolide die zowel in Amerika als in Europa ingezet kon worden.


Chrysler kwam tot overeenstemming met het Franse ORECA, die vele jaren ervaring hadden in de sportscars en in 1991 met de Mazda 787 de 24 uren van Le Mans wonnen. ORECA zou de bolides opbouwen en onderhouden in de fabriek in Europa, en bovendien het officiële fabrieksteam van Chrysler gaan runnen. In Noord-Amerika werd Canaska/Southwind het fabrieksteam van Chrysler. Ondanks het feit dat ORECA de bolides zou bouwen werd een belangrijke rol gespeeld door de Britse engineer Reynard Motorsport. Zij zorgden voor een stevig fundament van het chassis waarop voortgebouwd kon worden.


Het ontwerp van het bodywork van de Viper GTS-R bleef veelal onveranderd. Enkele essentiële onderdelen als een achtervleugel, diffuser en splitter werden toegevoegd. Ook werd de uitlaat aangepast en kwamen de afvalstoffen net onder de zijdeuren naar buiten. In totaal werden 57 Viper GTS-R’s gebouwd, nadat vijf prototypes uitgebreid waren getest door ORECA en Canaska/Southwind. Enkele bolides werden gebruikt door het fabrieksteam, maar het merendeel werd verkocht als klantenauto.

In 1996 debuteerde ORECA met de Viper, maar de Fransen reden een beperkt programma in de GT1. Ze kwamen alleen uit in het Europees en Aziatisch BPR Global GT Series, evenals tijdens de 24 uren van Le Mans. Canaska reed eveneens maar weinig races en concentreerde zich op het Amerikaanse IMSA GT Championship. De Viper GTS-R debuteerde tijdens de 24 uren van Daytona in de handen van Canaska/Southwind, en kwam als 29e over de streep. Het team verbeterde zich aanzienlijk tijdens de 12 Hours of Sebring met een twaalfde positie. ORECA debuteerde in april 1996 met de bolide tijdens een ronde van de BPR, maar kwam niet aan de finish.


Beide teams verschenen in Le Mans aan de start met twee inschrijvingen. Drie van de vier auto’s kwamen over de streep, met een tiende plaats als beste resultaat voor een van de Amerikaanse auto’s. Daarna concentreerde beide teams zich op hun eigen kampioenschap, waarbij Canaska op Mosport een zesde plaats algemeen haalde, goed voor een tweede positie in de GT1. ORECA kwam in actie tijdens de 1000 kilometer van Suzuka en finishte als elfde. Tijdens de overige wedstrijden in Brands Hatch, Spa en Nogaro kwam het team respectievelijk als achtste, negende en zesde over de streep.

In 1997 stopte Canaska/Southwind hun betrokkenheid in het Viper-programma. Hierdoor kwam alleen ORECA nog in actie met de Viper in het IMSA GT Championship. Het team eindigde in Daytona op een twaalfde plaats, maar keerde na die race terug naar Europa om zich te gaan concentreren op het nieuwe FIA GT Championship; de vervanger van de BPR Series. Het team stapte over naar de minder krachtige GT2-klasse vanwege de toetreding van Porsche en Mercedes-Benz in de GT1. ORECA begon het seizoen sterk met een 1-2 in hun klasse, voor de Roock Racing Porsches. In het elf races tellende circuit won de Viper liefst zes maal, en won daarmee ook het GT2-kampioenschap. Het team schreef drie bolides in voor de 24 uren van Le Mans maar daar eindigden ze slechts op een vijfde plaats in hun klasse. Een klantenbolide werd door Team Taisan in gezet in het All Japan Grand Touring Car Championship. Het team kwam tweemaal in actie met de Viper, met een achtste plaats als beste resultaat.


In 1998 bleef ORECA domineren in het FIA GT-kampioenschap, en wonnen negen van de tien races. Eindelijk werd ook de winst behaald tijdens de 24 uren van Le Mans, met een elfde plaats overall. De successen van de bolide bleven niet onopgemerkt. Zo kocht Oftedahl Motorsport een Viper GTS-R en won zes races in het Brits GT Championship, en bezorgde Kurt Luby en Richard Dean het rijderkampioenschap.
Voor het seizoen 1999 verhoogde ORECA haar inspanningen en kwam uit in twee kampioenschappen; met twee bolides in de nieuwe American Le Mans Series, en met het bestaande team van twee auto’s in de FIA GT. In deze laatste klasse bleef het team domineren met negen overwinningen voor ORECA en een winst voor de Paul Belmondo Viper. Privateer Chamberlain eindigde als tweede in het kampioenschap. Een vergelijkbaar verhaal vond plaats in de ALMS, waar het Franse team zes overinningen boekte, evenals de titel. Ook werd voor het tweede jaar op rij de 24 uren van Le Mans gewonnen. In het FFSA GT Championship reden twee Vipers van Belmondo, en zij boekten twee overwinningen. In de 24 uren van de Nurburgring kwam de Viper van Zakspeed als eerste over de meet.


Het jaar erna besloot ORECA zich te gaan concentreren op Noord-Amerika, en verliet het FIA GT Championship. Het team begon het seizoen met een van hun meest gedenkwaardige overwinningen. De Viper won namelijk de 24 Hours of Daytona met een minimaal verschil ten opzichte van het nieuwe Chevrolet Corvette-fabrieksteam. ORECA ging door met winnen en kwam tienmaal als eerste over de streep in de American Le Mans Series. In de slotfase kwam het fabrieksteam sterk opzetten, maar zij konden ORECA niet van de titel afhouden. Ook op Le Mans werd het fabrieksteam verslagen, met de derde overwinning op rij. In de FIA GT kwamen Paul Belmondo en Carsport Holland in actie met de Viper, en wonnen gezamenlijk vier races. Ze waren echter niet in staat de sterke Lister Storm met zijn vijf overwinningen te verslaan. De teams eindigden daardoor als tweede en derde in het kampioenschap. In het Franse GT-kampioenschap wonnen DDO, ART en MMI in totaal acht races.



De fabrieksondersteuning van Chrysler aan ORECA eindigde in 2001, maar het jaar ervoor was begonnen aan de gezamenlijke ontwikkeling van een Le Mans prototype. De Fransen gaven daardoor hun Vipers op, en in de ALMS kwam alleen het Amerikaanse Viperacing in actie, maar boekten geen overwinning en eindigde als derde in het kampioenschap. In de FIA GT werd het aantal Vipers echter steeds groter, met in 2001 lieft acht verschillende teams die de sterke bolide inzette. Larbre Competition won drie races, waaronder de 24 uren van Spa-Francorchamps, en wonnen ten koste van Carsport Holland het kampioenschap. In het British GT won Hayles Racing vier races en won de titel met twee punten voorsprong op Lister. DDO won vijf races in het Frans GT-kampioenschap, terwijl Zakspeed voor de tweede maal op rij de 24 uren van de Nurburgring won. Le Mans werd echter gewonnen door het Corvette-fabrieksteam, en slechts een Viper zag de vlag.


In 2002 verdedigde Larbre Competition de titel in de FIA GT met succes, maar kwam slechts eenmaal als overwinnaar over de meet. Carsport Holland en Paul Belmondo wonnen beiden eveneens een wedstrijd, maar de nieuwe Ferrari 550 overtuigde met vier overwinningen. De overige overwinningen in dat jaar werden door DDO behaald in het Franse kampioenschap, en een derde overwinning op de Nurburgring voor Zakspeed. Een door ORECA ondersteunde inschrijving op Le Mans leidde tot een podiumplaats, maar op een aantal ronden achterstand van de dominerende Corvettes. In 2003 begon de dominantie van de Ferrari’s van Prodrive. Viper won in het FIA GT geen enkele race meer, en Larbre eindigde als zevende in de eindstand. De bolides kwamen dat jaar voor het laatst in actie op Le Mans, en kwamen net te kort voor het podium met de vierde plaats. In de jaren erna werden er in de diverse Europese GT-kampioenschappen nog wel Vipers ingezet, maar grote successen werden er nauwelijks meer geboekt. De bolide was jarenlang succesvol, maar werd nu voorbijgestreefd door andere merken.

 

MEER NIEUWS...
P1 Travel - Bezoek je droomevenement!

Babe-box

Xtra

COLUMNS